Levensles op de boerderij
Inmiddels draai ik al weer een tijdje mee op de boerderij en dat heeft me wel wat (levens)lessen opgeleverd. Om half 7 is de start van het melken van zo’n 150 koeien, nouja, 140. Maar toch, het zijn er heel veel.
Het heeft mijn vocabulaire vergroot. Zo heb ik geleerd wat zuigspenen zijn (dan zuigt de machine langs de spenen lucht), wat witvuil is (een soort van witte vloed maar dan anders),
Geuren herken ik, ze zijn vies en ik zal je er niet mee lastig vallen.
Als een koe ziek is, voel ik, net als de boer, eerst aan de oren. Eén koud oor betekent dat er iets met de vertering niet goed is, 2 kouden oren is algehele malaise.
Michel, de boer, heb ik ook redelijk leren begrijpen. Als hij zegt: “Die koe met die poten”, dan weet ik aardig in te schatten welke hij bedoelt, tenslotte hebben ze allemaal poten. Of “die rooie”, dat is in mijn werkelijkheid geen rooie maar ook niet echt een zwarte. Ze heeft ergens wel een rode gloed.
Zo hebben we ook een blauwe koe, wat echt niet de Belgisch blauwe is, het gaat erom dat we elkaar begrijpen en meestal lukt dat.
Nu loopt alles wel redelijk gesmeerd maar in het begin was het wel erg wennen voor mij. Er waren zoveel handelingen die ik moest weten en er ging wel eens iets mis. Of kapot. Of beide… En dan zo ontzettend veel koeien dat er geen einde aan leek te komen. Ze worden gemolken in een melkstal met een melkput waar ik sta. Ze staan met hun achterwerken naar mij toe e ik sta als het ware onder ze. Ze poepen nog al eens….. ze plassen… wiebelen als ik de machine aan wil sluiten zodat ik mee moet wiebelen om de spenen als het ware te vangen. Of ze staan op een bepaalde manier waardoor ik haast niet bij de voorste spenen kan en ik me tussen de achterpoten door moet wurmen om er bij te kunnen. Of ze slaan met hun staart, precies mijn contactlens uit mijn oog. Die is dan stuk.
Dat soort dingen en dan zeker de combinatie van deze dingen maakte ik dat ik een dieptepunt had. Het was redelijk aan het begin. Het voelde alsof ik veel te grote laarzen aan had, zoals ik als kleuter de laarzen van mijn vader aan had. Je kon ze wel aantrekken, maar lopen was haast onmogelijk. Zo leek het ook op de boerderij. Wat er mis ging weet ik niet meer, wel dat ik me vreselijk machteloos voelde. Ik kon wel huilen. Toen was daar plots een helder moment. “Als”, dacht ik, “dit is wat het is, hoe kan ik het dan leuk voor mezelf maken?” “De koeien!” Sindsdien ben ik me meer gaan richten op de koeien. Ze hebben namen gekregen, ik ben ze gaan knuffelen, kriebelen en masseren. Met als gevolg dat de koeien nu soms al in de houding gaan staan om aan te geven waar ze gekriebeld willen worden, of ze lopen als een hondje achter me aan. Elke melkbeurt is er wel een moment dat ik moet lachen met ze, dat ik ontroerd ben door een grote kop die op mijn schouder rust of dat ik wang aan wang sta….
Inmiddels zijn er dingen veranderd in de stal, beheers ik beter de melkmachine maar die vraag: “Hoe maak ik het leuk voor mezelf” is toch wel een hele belangrijke geweest. Situaties zijn soms gewoon zoals ze zijn, maar wat doe je er mee, wat kun je er mee. Dat is de vraag.
Toch weet ik nu dat ik niet een melkmeisje in hart en nieren ben. Inmiddels heb ik wat meer cliënten voor mijn praktijk, waar later nog verhalen over komen. Daarnaast begin ik morgen als taaltrainer bij learndutch.org
Ik kan het allemaal niet combineren met elkaar en daarom heb ik besloten te stoppen op de boerderij. Over 2 weken is mijn laatste melkbeurt, ik ga ze wel missen hoor, die grote lummels met hun grote lijven.