Soms kan ik wel gillen.

Soms kan ik wel gillen. Alles werkt half, werkt nog net niet of ik weet niet hoe het werkt. Zo staat mijn container hier met alle spullen, maar mijn huis is nog niet klaar. Wil ik een stoel in elkaar zetten, liggen de schroeven in de auto en die heb ik net uitgeleend. Sta ik in mijn houten huisje te koken, staat het zout in het stenen huis. Het is koud en je hebt geen kachel. Het is opeens heel heet en je korte broek zit klem ik de container, achterin ook nog. Dat soort dingen. Wil ik iets zeggen, weet ik de Roemeense woorden niet.

Zo dat was het. Verder gaat alles goed. De bouw vaan mijn huis vordert gestaag. Ik hoop dat ik morgen in de douche een emmer koud water uit de put, over me het kan spoelen. Wat een feest lijkt me dat. Dan is wel de afvoer klaar maar het stromend water nog niet. Nu stop ik mijn hoofd gewoon in de emmer. Voeten passen ook en de rest maar poedelen met de washand. Een ja zeker, ik kan bij Ad en Janneke en ook bij Michel en Miranda douchen. Maar toch.

Zo was ik zo blij dat ik mijn koekenpan in de container vond. Wat geweldig. Daar werd zoveel meer door mogelijk. Naast enkel koken kon ik ook opeens bakken! Verbazend hoe blij je daarmee kunt zijn!

Het melken gaat steeds iets makkelijker, ik hoef niet meer over alles na te denken. En ook het oplossen van verrassingen gaat steeds beter. Ik hoef niet meer steeds “Michel!” te roepen. Ik was al bang dat ik hem’s nachts een keer zou roepen. Gelukkig slaap ik alleen en zijn er geen directe buren.

Mijn conditie wordt ook beter. Bij het schoonmaken van de melkstal zwiep en zwaai nu lustig emmers met water in het rond. Sommige emmers, de zwarte , hebben maar een heel klein randje onderaan. Dat is gevaarlijk. Want met zo’n klein randje kun je net op het moment van “zwiep” de grip verliezen. Dan keert de emmer en vooral ook de inhoud zich tegen je. Letterlijk. Nu weet ik dat ik de groene emmers moet gebruiken, die hebben een iets grotere rand en daar kun je bekijk me het water weg kletsen.

Naast Roemeens leer ik ook vaktaal. Voorstralen, opbeuren, witvuil…. alsof het niks is. Op mijn tenen staand, wurm ik mij tussen achterpoten door om de melkstellen onder te hangen. Wiebelt een koe van links naar rechts, dan wiebel ik mee. Ondertussen vergeet ik dan wel adem te halen, zo inspannend is het dan wel.

Michel wees me op een nieuw gezichtspunt. “Mooie uier is dit hè?” vroeg hij, terwijl hij over de uier streek. Zo had ik het nog niet bekeken. Ik zag een makkelijke of een moeilijke uier. Om te melken dan hè? Als de koe en beetje raar stond, zag ik toch vooral een vreemdsoortige doedelzak.

Dan is er ook nog iets mis met mijn computer, ik kan niet mailen en daardoor nu ook geen foto’s bijvoegen. Geeft niks, want daardoor kan ik lekker en veel buiten spelen.

Komend weekend is het hier Pasen. Geverfde eieren, een kerkdienst om 12 uur ’s nachts waarbij de dienst buiten begint. Iedereen heeft een brandend kaarsje en na het begin worden er 3 rondjes in de kerk gelopen. Daarna wordt de dienst binnen voortgezet. Ik ga het mee maken….